Twee weken geleden had ik mijn laatste intake bij de ggz. Ondanks dat mensen niet willen dat ik het zo noem, voelt het als de laatste kans. De laatste kans op een leefbaar leven. Om weg te kunnen komen uit de hel in mijn hoofd. De plannen zijn op, ‘te complex’ voor behandeling, afwijzing naar afwijzing. Langzaam brak het me in duizend stukken. Ik wil zo graag.
Ik werd opgehaald door twee vrouwen, Renate* en Lisa*, ze stelden zich voor en merkten dat ik erg zenuwachtig was. Voor het eerst in mijn intakeverleden, hadden ze mijn volledige dossier doorgelezen. Mijn mond viel open bij dingen die ze wisten, maar eigenlijk voelde het heel erg prettig. Ik voelde me gezien, gehoord.
Na wat basisvragen kwamen we bij het lastigste gedeelte. Eigenlijk waarvoor ik kwam, maar waar ik nog zo weinig over uit kan spreken. Lisa, overigens ook een trauma-therapeut en gericht op complex trauma, leidde de vragen prettig in. ‘Dit is een moeilijke.’ Ik kon me schrap zetten en daarmee kwam er voorzichtig een antwoord op haar vragen en schoot ik niet direct in een herbeleving. Het was pijnlijk, sommige dingen heb ik niet eens therapeuten verteld die ik minstens een half jaar had gezien. Toch voelde het veilig. Ik weet niet hoe ze het deed, want mijn wantrouwen naar hulpverleners is zo groot, maar het was fijn.
‘Eigenlijk kunnen we dit gewoon mishandeling noemen.’
‘Zo wil ik het niet noemen.’
Ik trok wit weg en begon te kokhalzen. Benauwd, trillen. Ik wilde het wegmaken, maar ze keek me doordringend aan.
‘Ik snap dat dat een moeilijk en naar woord is voor je, maar ik wil het niet kleiner maken dan het is, volgens mij heb je dat je hele leven al gedaan. Ik wil het benoemen.’
Op dat moment klapte ik voor het eerst in het gesprek echt dicht. Ik probeerde mijn emoties de baas te blijven, mijn lichaam onder controle te houden. Ze stelde voor dat ze me kon helpen als ik dat aandurfde. Om de emoties wat meer los te laten. Maar ze snapte ook dat dat voor een intake een beetje vreemd voelt. Even twijfelde ik, maar de angst won. Me zo kwetsbaar laten zien, dat was net een stap te ver.
Nadat ik mezelf weer wat herpakt had bespraken we eventuele opties. Heftige traumatherapie, waarbij we even niet meer omkijken naar mijn lichamelijke klachten. ‘Want volgens mij is dat zo’n rem, dat we dan jaren bezig zijn. Dus als je het durft, zou ik voorstellen even een periode helemaal tot het gaatje te gaan.’ Maar ze vertelde ook meteen dat ze niet zeker wist of ze mij genoeg konden bieden. Bij het idee van zo’n soort therapie kreeg ik het al benauwd. Maar ik snapte het idee wel: ik heb er namelijk zelf ook wel eens over nagedacht. En ja, dan zou ik er vol voor willen gaan.
‘Ik ben ook gewoon te complex voor een behandeling. Dat is overal zo.’
‘Nee. Jij bent niet complex, jouw problemen zijn complex. Dat wil niet zeggen dat jij een last bent of dat je het niet waard bent. Wel dat het zo’n bijzonder pakket is, dat mensen het niet goed aandurven omdat ze niet weten wat er komt.’
De tranen stonden in mijn ogen. Het kwam recht binnen in mijn hart. Ze stelde me gerust, al mijn gedachtes. En tegelijkertijd vloog het ook rond, want het kan niet. Ik ben complex, daardoor heb ik deze problemen. Het ligt aan mij. Het hoort aan mij te liggen.
Verward rondde we uiteindelijk de afspraak af. Waar er eigenlijk een uur voor stond, hebben we twee uur lang gezeten. Ik voelde me een last, maar ze zeiden beiden dat ze graag een complete intake wilde. Ik liep opgelucht naar buiten, dit was de beste intake in tijden. Ik voelde me zo begrepen, gehoord en ze dachten mee op elk front.
Maar in de weken wachten veranderde de opluchting naar pure angst. Want ook al was het gesprek zo fijn: zij zijn mijn laatste hoop, mijn laatste kans. En hoewel mijn levensbehoefte er zeker nog is, zakt de levenslust met de dag weg. Want als ik nergens behandeld kan worden, wat blijf ik hier dan doen?
Het geeft me zorgen. Veel zorgen. Nog enkele dagen wachten, vrijdag is het moment van de waarheid: de uitslag. Het moment waarop ik antwoord krijg op de vraag die al maanden bij me speelt: ‘Mag ik nog een kans in dit leven?’ Ik hoop het, met heel mijn hart.