Al vanaf het begin van mijn therapie heb ik twijfels over de deeltijd. Eerst omdat ik het fysiek niet aankon, maar later ook omdat ik me niet goed voelde binnen de groep en eigenlijk ook weinig vooruitgang boekte.
Ik zeg niet dat ik geen vooruitgang boekte, maar alles ging dusdanig traag en om me heen zag ik dingen veranderen bij de groepsgenootjes die na mij in therapie kwamen. Ook lukte het me nauwelijks om uit te spreken waar ik mee zat. Op de een of andere manier kon ik het niet uitspreken, lukte het me niet om de woorden bij elkaar te vinden zodat anderen me begrepen. En dat zorgde voor veel frustratie bij beide kanten, bij mijn groepsgenoten en het team, maar ook bij mij. Want ik wilde het zo graag.
Toen de groep steeds meer uit sprak dat ze het vertrouwen in me verloren, was de maat vol. Ik had een eindgesprek aangevraagd bij de hoofdbehandelaar. Maar omdat het op dat moment ontzettend slecht met me ging hebben ze niet toegegeven aan mijn ‘ik wil stoppen,’ wat achteraf gezien misschien maar goed was, want dan weet ik niet hoe het afgelopen zou zijn.
Na veel gesprekken kon ik eindelijk uiten dat de manier hoe het in de groep ging me dwarszat. Bij mijn evaluatie had ik een stuk van bijna twee kantjes geschreven over mijn boosheid en frustratie. Eindelijk werd ik een beetje begrepen en werden dingen uitgesproken. Vanaf dat moment gingen we eindelijk in een lijn omhoog, of tenminste. Het praten lukte beter. En omdat het praten beter lukte, maakte ik ook eindelijk stapjes binnen de therapie.
We zijn nu ruim anderhalve maand verder en ik ben blij dat ik heb gekozen om toch door te gaan, ondanks dat het heel moeilijk was op dat moment. Ik had mezelf bijna de kans ontnomen om beter te worden, maar gelukkig hebben de therapeuten ervoor gezorgd dat ik daar niet aan toegegeven heb. En wat ben ik daar blij om!